Wie is Cobi Pengel?
Cobi Pengel: “De werelden van droom en fantasie bestaan niet ver van elkaar.”
Mijn naam is Cobi Pengel. Ik ben in 1938 in Nederland geboren, maar woon sinds mijn huwelijk in 1959 in Suriname. Toen ik in 2006 ‘getriggerd’ werd deel te nemen aan een schrijfwedstrijd in het kader van het literatuurfestival ‘Werelden in Ontmoeting’ en de derde prijs won, heb ik dat ervaren als het begin van mijn schrijfcarrière. Het verhaal dat ik inzond heette Het Experiment. Jaren later verscheen het in bewerkte vorm onder de titel Sugar Daddy’s Wife in het tijdschrift Parbode. Het was een verhaal voor volwassenen. Pas later zou ik mij concentreren op kinderverhalen.
Misschien is het bijzonder om te vertellen dat ik het onderwerp van dit verhaal absoluut niet zelf gekozen had…, nee, het onderwerp had MIJ gekozen door zich in een bijna griezelig duidelijke droom aan mij te manifesteren. Met wat fantasie eromheen schreef ik op wat ik gedroomd had. Ziedaar het samengaan van de werelden van droom en fantasie. Mijn motivatie om te schrijven was in dit geval dus die indringende droom die mijn fantasie prikkelde en opgeschreven MOEST worden.
Voor later werk gold dat maar heel soms. Vaker was het mijn fantasie, die weinig nodig had voor de creatie van een verhaal. Bij het schrijven van kinderverhalen vormden vliegers en regenbogen nogal eens een magisch element. Hoe dat zo kwam? Ik weet het niet. Ze waren er gewoon, ze intrigeerden me, prikkelden mijn fantasie en moesten op dat moment de magie van het verhaal benadrukken.
Behalve dromen en fantasie hebben ook de natuur en kleine dingen die om mij heen gebeurden en indruk op mij maakten inspiratie geschonken voor verhalen. Ik werd op een dag hevig emotioneel geraakt door de doodgeboren baby van een goede kennis. Ik woonde de begrafenis bij en schreef dezelfde middag in enkele uren het verhaal Vlammetje, het eerste van de ongeveer twintig verhalen die in Parbode werden opgenomen.
In enkele uren een verhaal schrijven is een uitzondering. Normaal doe ik er enkele dagen over, weken als ik het onvermijdelijke ‘denkwerk’ meereken. Meestal zit het verhaal bijna helemaal in mijn hoofd voordat ik het begin op te schrijven. Ik schrijf altijd eerst met de hand, daarna voer ik het in op de computer.
In 2009 raakte ik ‘op gang’ met kinderboeken. Het zouden er uiteindelijk tien worden. De eerste vijf werden uitgegeven door Stichting Projekten Protestants Christelijk Onderwijs ten behoeve van het Kinderboekenfestival dat zij jaarlijks organiseerden. De titels zijn De gele papegaai en...’ (2009), De grote en de kleine hengelaar (2010), Rozengeur voor oma Roos (2011), Het speeltuinfeest (2012) en Wolkje en de groenhartboom (2013). De eerste twee boeken zijn bundels, elk met tien verhalen.
In 2014 gaf ik in eigen beheer Arjuna’s overwinning uit. Dit verhaal gaat over Divali, een feest van de Hindoes waarbij de overwinning van het licht op de duisternis, van het goede op het kwade, wordt gevierd. In het verhaal overwint een kleine jongen met hulp van fantasievriendjes zijn ‘kleine kwaden’. Publishing Services Suriname gaf in 2015 een tweede druk van dit boek uit. Deze uitgeverij publiceerde verder in de periode 2015 – 2019 mijn vier andere boeken. Dat zijn Het boekje van Alisha deel 1 en deel 2, Knorina, de zingende pingo, Tommy en de regenboogvlieger en Tommy en de bliksem. Intussen is er van beide Alisha-boeken een tweede druk verschenen,
De boeken zijn in het algemeen bestemd voor kinderen van de basisschool, variërend in de leeftijd van vier tot twaalf jaar. Sommige boeken, zoals die over Knorina en Alisha, zijn ook geschikt om voor te lezen aan peuters en in de verhalenbundels staan verhalen waarvan ook ouderen kunnen genieten.
Van de boeken die ik heb geschreven gaat mijn voorkeur uit naar Arjuna’s overwinning. Het is het waargebeurde verhaal, aangevuld met de ‘eeuwige’ fantasie, van één van mijn kleinkinderen. Ik heb een groot deel van de beschreven gebeurtenissen van nabij meegemaakt. En… ook omdat de illustraties van Gerold Slijngaard schitterend zijn. Een ander lievelingsverhaal is Meneer Jonathan Vogelman dat is opgenomen in de bundel De grote en de kleine hengelaar.
Als ik vaststel dat de beide Alisha-boekjes - over de eenvoudige dagelijkse belevenissen van weer een ander kleinkind - in een tweede druk zijn uitgekomen, mag ik, denk ik, wel zeggen dat die het meest gelezen zijn.
En waar schrijf ik dit alles het liefst? Natuurlijk in mijn eigen vertrouwde omgeving waar ik het dichtst bij mezelf, bij m’n dromen en bij m’n fantasie ben!
Ik heb tot slot nog de behoefte naar voren te brengen dat ik, vooral in het begin, heel veel praktische steun heb gehad aan de begeleiding en de deskundige adviezen van wijlen Els Moor, later ook van Ismene Krishnadath. Ik heb mogen ervaren hoe belangrijk het is te mogen profiteren van de kennis van ervaren deskundigen, de opgedane kennis te koesteren en mee te nemen op die prachtige, eindeloze reis in de schrijverswereld.
Interview afgenomen door:
Letitia Tjen-a-tak
December 2021