Wie is André Cirino?

Auteru Andre Carolus Cirino (Jakono Rino)

Cirino is het pseudoniem en de familienaam van André Carolus Cirino. Hij werd geboren op 20 mei 1929 te Goede Hoop, een dorp van Murato-Caraïben (Inheemsen vermengd met Creolen) aan de Coppenamerivier in het district Saramacca. Hij werd, volgens toenmalig gebruik van de dorpsbewoners, opgevoed door een Creoolse familie in Paramaribo. De band met zijn Caraïbse familie bleef echter sterk, waardoor hij de Inheemse tradities behield.

Cirino maakte al jong kennis met de Inheemse verteltraditie; een orale traditie. Zijn vader, Thomas Frans Banda, was verteller. Cirino zelf vertelde ook traditionele verhalen aan zijn kinderen. In 1964 begon hij deze te publiceren in het Nederlands in het dagblad de Ware Tijd. Hij gebruikte het pseudoniem Jakono Rino, wat betekent Vriend Rino. Hiermee werden de verhalen in Suriname bekend onder een groter publiek. Ook werden ze toegankelijk voor alle Nederlandssprekenden. 

Zijn bekendste werk is de tweedelige serie Indiaanse vertellingen, waarvan het eerste deel in 1970 uitkwam. Het werk, dat meerdere malen is herdrukt, is opgenomen in de canon van Nederland. De serie bevat ruim tachtig vertellingen. Deel 1 heeft verhalen over ‘mensen en dieren’ en over alleen ‘dieren’. In deel 2 zijn de verhalen verdeeld in vijf secties. Dit zijn ‘God, paradijs, hemel, zondeval en zondvloed’, ‘de mens’, ‘maan en sterren’, ‘de geestenbezweerder’ en ‘mens en geest’.

Het verhaal Pipi Woto Maro in deel 1 begint als volgt:

Pipi Woto Maro betekent oma en de vis. Er was eens lange tijd terug een oud moedertje. Deze indiaanse pipi (oma) hield erg veel van hengelen. Het was dan ook een alledaags gezicht om pipi te zien, gekleed in een rood gespikkelde saja (een schuin gedragen schouderdoek) met een oude hengelstok en een kleine kroe-kroe, draagmand, in de hand. Wat was zoal in deze kroe-kroe? O, niet veel bijzonders!!! Een bundeltje arepa (cassavebrood) met wat peper en zout erbij. Soms als toespijs een stukje gedroogd pingovlees of een geroosterd visje. En niet te vergeten haar ma-rie-ja, mes. 

Uit het verhaal Kuju-Kuju en de bosgeest uit deel 2 komt het volgende citaat:

Hoe hij ook zocht, de ongeruste vader kon zijn zoon niet vinden. Hij floot en floot, maar geen antwoord. Hij wilde roepen: Kuju-Kuju. Maar volgens de Indiaanse wet is het verboden in het bos iemand bij zijn naam te roepen. (…) Hij herinnerde zich de grote jaguar, die zij ontmoet hadden en hoe deze zo naar de jongen had gekeken. Ongetwijfeld was de jaguar de vermomde bosgeest geweest.

Het verhaal Een inheemse man en een priester van Cirino is opgenomen in Sirito, 50 Surinaamse vertellingen (1993). 

André Cirino was ook politiek actief. In 1962 was hij medeoprichter van de Verenigde Indiaanse partij (VIP). Na het uiteenvallen van de VIP werd hij voorzitter van de Inheemse partij KANO. De grondenrechtenkwestie is van oudsher een belangrijke issue voor de Inheemsen en André Cirino zou geen André Cirino zijn als hij geen aandacht hieraan besteedde. In 1976 werd een 150 km lange protestmars gehouden om een wettelijke regeling voor de bescherming van de woon- en leefgebieden van de Inheemsen af te dwingen. De mars vormde ongetwijfeld het hoogtepunt in het bestaan van de KANO en trok ook internationaal de aandacht

Cirino ging onverminderd voort met zijn strijd voor de belangen van zijn volk. In de Ware Tijd van 16 mei 1963 schreef hij over het lot van de Inheemsen: “……. naar wie niemand kijkt, tenzij zij als een pronkstuk kunnen dienen”. In de jaren ’80 publiceerde hij een reeks beschouwingen in het avondblad De West genaamd Geknechte Indianen, geknechte wereld. Hij vond dat er niet genoeg informatie in eigen land verstrekt werd over de genocide van de oudste bewoners van Amerika. 

Tot zijn dood bleef hij zich inzetten voor een nationale feestdag voor de Inheemsen. Deze heeft hij echter niet meegemaakt, want hij stierf op 6 mei 2003. In 2006 werd 9 augustus uitgeroepen tot Dag der Inheemsen, een nationale feestdag in Suriname. Meer over de schrijver is te vinden in Oso, tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis (jaargang 22, 2003) waarin Karin Boven en Michiel van Kempen in een In Memoriam aandacht besteden aan zijn leven.

Artikel geschreven door:
Nicole Jonathas

pro-mbooks1 : surinameportaal