Wie is Romeo Grot?

Dichter en auteur Romeo Grot

Romeo Grot: “Emancipate yourself from mental slavery.”

Zijn volledige naam is Ewald Romeo Cornelis Grot. Hij is geboren op 13 juni 1955 te Paramaribo. Van 1969 tot 1972 was hij leerling van de A.R. Leeuwinschool, een muloschool. De school deed veel aan cultuur. Het was één van de eerste scholen met het vak maatschappijleer. Deze omgeving stimuleerde hem om gedichten te schrijven in het Sranan. In 1970 deed de gelegenheid zich voor om zijn gedichten door de bekende dichter Dobru te laten lezen. Dobru complimenteerde hem met zijn gebruik van deze taal. 

In 1972, op 18-jarige leeftijd, verhuisde Romeo Grot naar Nederland. Daar debuteerde hij in 1973 met zijn dichtbundel IK, die werd uitgegeven door de uitgeverij van de jongerenafdeling van de PSP (Pacifistisch Socialistische Partij). Grot noemt zichzelf een pacifist. In Nederland was hij verder lid van het Surinaamse dichterscollectief Kofu, dat hij vormde samen met Djintie, Gerrit Barron, Paul Middellijn en Paul Niemel. Verder was hij voorzitter van Aspasja, een vereniging van Surinaamse en Antilliaanse kunstbeoefenaars. 

In 1987 publiceerde Grot in eigen beheer (Groto-publikasi) de novelle: Georgette, mi lobi; een Surinaams liefdesverhaal. Deze prozatekst was geheel in het Sranan geschreven. Na Edgar Cairo met zijn Temekoe (1969) was er geen proza van enige omvang in het Sranan verschenen. Grot zegt dat het gebruik van Sranan een taalpolitieke keuze is. Het Sranan behoort tot de Surinaamse cultuur en maakt deel uit van zijn identiteit. Het eigene moet men altijd waarderen. Al heel lang heeft het Sranan een ondergewaardeerde positie ten opzichte van het Nederlands.

Georgette, mi lobi speelt zich af in 1981. Het was een roerige tijd in Suriname. In 1980 hadden militairen met een coup de macht gegrepen in het land. Ze zouden meer dan twee decennia de dienst uitmaken. Thema’s als vrijheid, onderdrukking, strijd (door Inheemsen), etnische verschillen, het na-effect van de coup en de nieuwe wind die woei in het land lagen dan ook voor de hand. Jules, voor vakantie in Suriname, wordt verliefd op Georgette. Een bezoek aan zijn jeugdvriend Eydow in Albina voert de lezer mee in een avontuur naar het inheemse dorp Galibi. Het verhaal wordt extra spannend doordat het jonge stel een eis stelt: niemand mag iets weten van hun relatie. Hoewel het verhaal zich in een specifieke tijd afspeelt, zijn de thema’s tijdloos. Zulk proza zou nu nog met evenveel passie gelezen kunnen worden als een psychologische roman uit elke andere turbulente periode in Suriname. Het historisch aspect kan ertoe bijdragen dat de lezer een goed beeld krijgt van het reilen en zeilen in het land in de jaren tachtig. Met pittige, maatschappelijke problemen zoals werkloosheid, drankmisbruik, drugs, het gebrek aan kennis over het eigen land, machismo en onderdrukking kan de lezer zich een beeld vormen van de samenleving zoals die er na de coup uit zag. 

Grot mikte met het uitbrengen van dit boek erop het Sranan in proza te doen herleven. Want al wordt het Sranan veel gesproken in Suriname; er verschijnt nauwelijks proza in deze taal. Veel mensen hebben dan ook moeite met het lezen van lange teksten in het Sranan. Grot bouwde zijn verhaal op in de trend van een dagboek. Zijn schrijfstijl is vrij luchtig. Dit vergemakkelijkt het lezen. Hiermee onderscheidt Romeo Grot zich van Edgar Cairo. Deze zoekt naar meer diepgang in de taal. Cairo ontwikkelde met zijn stilistische hoogstandjes een unieke eigen schrijfstijl, het Cairojaans. Bij Grot ging het meer om de herwaardering van het Sranan en het stimuleren van lezen en schrijven in deze taal.

Na Georgette mi lobi bracht Grot twee jeugdverhalen op de markt: Raj Powpi (1989) en Bigibereman (1993). Grot was, zoals veel andere Surinaamse schrijvers, de mening toegedaan dat er meer verhalen moesten komen die aansloten bij de belevingswereld van het Surinaamse kind. Verder verschenen nog de volgende bundels: Alles of Niets (gedichten, 1974), Aspasja, Purbe, Konsidere (bloemlezing van gedichten en korte verhalen samen met Chey en Gladys Waterberg), Singi fu fri (gedichten op muziek, 1999), Er tin tin! Tin tin tin; Sranan agersitori (sprookjes in het Sranan, 2009) en Fu a lobi gi Sranan (bloemlezing uit het werk van Surinaamse dichters, 2017). Binnenkort (2024) verschijnt er een bloemlezing met gedichten over het slavernijverleden.

Artikel geschreven door:
Nicole Berghout

 

pro-mbooks1 : surinameportaal